Adriaan van Dis als het geweten van Adriaan van Dis
kleine ergernissen (of juist niet) bij Adriaan van Dis en bij het luisteren naar ‘Van Dis Ongefilterd’
Hij is de ultieme Tolle Onkel van de Nederlandstalige literatuur; al honderd jaar overal bij, en toch speelt hij met verve de eeuwige buitenstaander. Een flaneur die de neus niet ophaalt voor het platte en gewone (‘ordinaire’, zou Van Dis zelf zeggen), terwijl zijn bankrekening uitpuilt en zijn kleren overduidelijk niet van de kiloknaller komen. Een levensgenieter die af en toe eens aan de deurstijl van het bordeel likt of de lof van diversiteit zingt; iemand die een euro in de collecteschaal gooit en vervolgens voor vijfhonderd euro uit gaat eten. Als ik Van Dis zie of hoor, voel ik mij meteen een arme, domme sukkelaar.
Adriaan van Dis kwam in mijn leven toen ik uit huis ging, in 1983. Daarom hangt hij voor altijd samen met onafhankelijkheid, zelf iets doen, je weg zoeken door het leven, dat soort dingen. Hij is tegelijkertijd het levende bewijs dat je op zich niet veel hoeft te kunnen om toch al meer dan veertig jaar voor auteur door te gaan; hij debuteerde in 1983 met Zilver, een fijnzinnige novelle over fijnzinnige onderwerpen. In datzelfde jaar begon zijn talkshow Hier is… Adriaan van Dis, waarvan ik aflevering 10 bijwoonde.
Daar zit nog een (voor mij) interessant verhaal aan vast. Samen met mijn vriend Miekel, die ons voor de opname had opgegeven, liftte ik van Nijmegen naar Amsterdam. In Arnhem raakten we verzeild in een auto-ongeluk; een oude vrouw zette haar gloednieuwe auto (de plastic hoezen zaten nog om de stoelen) zonder te kijken op de weg en botste tegen ons aan. We waren ongedeerd en in mijn, zeer waarschijnlijk valse, herinnering niet geschrokken. Als ik het goed heb, liftten we gewoon verder. Waarschijnlijk gingen we daarna met de trein verder.
Omdat we nog jong waren en Google Maps niet bestond, duurde het even voordat we de IJsbreker, waar een en ander zich zou afspelen, bereikten. Daar aangekomen was ik diep onder de indruk. Dit was dus een Amsterdams café, een tempel van de cultuur zelfs, een huis waar de fine fleur van, ja, van wat, zich verzamelde. Ik zat daar tussen, tussen die mensen, en realiseerde me dat ik een nogal kleurige trui droeg, met semi-abstracte vormen erin gebreid. We zagen een glimp van Van Dis zelf, die even in het café iets aan een barpersoon kwam vragen. Hij droeg een prachtig pak (dat hij, zei hij later in een interview, meestal bij de Society Shop betrok).
In onze aflevering zaten Gilbert & George, Johan Polak en Redmond O’Hanlon. Aan O’Hanlon bewaar ik geen enkele herinnering. Gilbert & George en Polak droegen op sfeervolle wijze bij aan het licht-archaïsche sfeertje waarin Van Dis gedijt. Alledrie goed of in elk geval adequaat geklede heren die het de gastheer niet al te moeilijk maakten, al waren Gilbert & George als altijd een beetje in het defensief - ‘Always be smartly dressed, well groomed, relaxed, friendly, polite and in complete control.’ Het was echt leuk om erbij te zijn. Ik had volgens mij toen (in 1984) nog het idee dat ik ooit, binnen niet eens al te lange tijd, voor dat soort programma’s zou worden uitgenodigd; dat ik bij die wereld hoorde. In complete control.
Toch was Van Dis ook toen al een problematische figuur. Zijn proza was eerlijk gezegd niet om door te komen en zijn imago werd in de loop van de jaren opgepoetst en bijgevijld tot het de rijpe bezonkenheid van de latere jaren kon bereiken. Adriaan van Dis als de homoseksuele, of biseksuele, ‘queer’ was als woord nog niet in zwang, buitenstaander. Van Dis als chique gast op een feest die tijdens een seksfeest als eerste de das (nooit ‘stropdas’ zeggen) losknoopt. Van Dis die zijn afkomst als Indo zorgvuldig in stelling brengt zonder de stelling als geprivilegieerde ooit te verlaten. Van Dis die onder auspiciën van het Letterenfonds naar China reist met een groep collega’s om daar de democratie te brengen. Van Dis die zo van diversiteit houdt, dat hij rapteksten van buiten leert om op straat voor zich uit te murmelen.
Tegenwoordig is Van Dis vooral de loslopende bejaarde die af en toe uit zijn woning wordt gelokt om het beschaafde geluid ten gehore te brengen. Het hardst klinkt dit via zijn podcast Van Dis Ongefilterd, net als zijn tv-programma’s ooit een baken van orde en beschaving. Zijn interviewer Simon Dikker Hupkes heeft precies genoeg aardappel in de keel en de dynamiek tussen de twee is die van een overijverige butler versus een goedwillende landjonker. Waarbij Van Dis soms de rol van butler wil vertolken, want een zekere vorm van ironisch masochisme is hem niet vreemd. Simon kent de master of the house en doet mee, als het brave circuspaard dat hij is.
Dat Van Dis een buitenstaander denkt te zijn, is niet onbegrijpelijk. Zijn biografie, die via Indonesië en een disfunctioneel gezin naar kindermishandeling wijst, laat zien dat hij een buitenstaander is. Hij is wel zo’n merkwaardige buitenstaander die altijd overal bijhoort en nooit eens buiten de groep valt als de gelden worden verdeeld. Hoe doen die mensen dat? Moet je, misschien, een buitenstaander zijn om de mensen wijs te kunnen maken dat ze bij jou moeten zijn voor informatie over het leven zelf? Is dat het? Lijkt of is Van Dis de oude wijze man (al sinds zijn intrede in de Nederlandse letteren en de televisiewereld) omdát hij er in wezen niet bij hoort?
Is hij, met andere woorden, een echte buitenstaander? Of is hij een insider die van zijn buitenstaanderschap een businessmodel heeft gemaakt? Is hij de buitenstaander die lijdt onder zijn positie in de wereld of is hij iemand die zijn positie kan innemen omdat hij dat buitenstaanderschap al decennia geleden kon afleggen? Ik weet het niet en ik ben daardoor gefascineerd. Van Dis heeft nog steeds iets van het beste jongetje in de klas. Alleen: niemand weet waarin hij het beste is. Hij is gewoon de beste, de jongen waar iedereen zonder te morren toch het meest tegenop kijkt.
In deze tijden van woke en inclusie, bloeit Van Dis nogmaals op. Hij kan de zoveelste-generatie-problematiek koppelen aan de problematiek van (andere) migranten; hij kan in zijn pleidooien voor meer inclusie en meer tolerantie terug laten blikken op zijn tijd als Zuid-Afrika-activist; Van Dis is aan alle kanten goed en overal inzetbaar. Zijn enige nederlaag is de democratie in China: die is nog niet gerealiseerd. In de podcast is hij de man die de literatuur naar de gewone man brengt, zelfs al weet hij best dat die nooit zal luisteren. Die gewone man is het allemaal net iets te ingewikkeld, wat Adriaan vertelt. Hij praat voor eigen parochie en dat doet hij zo slim, dat hij op zijn oude dag een zweem van dwarsheid dreigt te krijgen.
Vanmiddag sprak ik met iemand over Van Dis (Van Dis is, behalve alle dingen die hij toch al is, een dankbaar gespreksonderwerp), en die persoon zei dat ze hem zo oprecht vindt. Ik ontkende dat; niet alleen om het gesprek aan de gang te houden. Ik denk namelijk echt dat Van Dis bijna niets van wat hij zegt echt meent. Hij is iemand die, om het met de woorden van mijn opa zaliger nagedachtenis te zeggen, nog liegt als hij bidt. Alleen klinkt het bidden zeer oprecht. Dat moet ik, knarsetandend, toegeven. De vogel zingt grappig, maar het is en blijft een merkwaardige aanwezigheid. Eerder een spot- dan een zangvogel. Misschien ben ik te verblind door hoe ik Van Dis inmiddels zie en onderga; mijn objectieve blik op de persoon is weg.
Want ja, ik vond (en vind) Ik kom terug, het ‘eerlijke’ moederboek van Adriaan van Dis ook best goed. Geen literair meesterwerk. Een boek waarin hij de moeder die zijn leven bepaalde tot leven wekt en zo weergeeft dat we iets meer snappen van, vooral, Adriaan van Dis zelf. De soms wat geaffecteerde Adriaan is geboren uit een betonnen muur van een moeder. Daar komen vreemde kinderen van. Kinderen die er een leven mee bezig zijn om hun positie te bepalen. Kinderen met een zekere geldingsdrang ook. Ze moeten wel goed zijn, beter, de beste, en als het even tegenzit halen ze een gedicht van stal. Daarmee proberen ze de meute te pacificeren. Waarom Van Dis daar nu zo nodig een literaire prijs voor moest krijgen, snap ik nog steeds niet.
In zijn podcast is de poëzie vaseline en afweermiddel tegelijk. De luisteraar wordt meestal ‘getrakteerd’ op oppervlakkige verzen van Judith Herzberg, A. Roland Holst of Wisława Szymborska. Soms grijpt hij naar heviger werk, bijvoorbeeld van Ronelda Kamfer; dan laat hij de Zuid-Afrikaan in hem even los. En heel soms begint hij helemaal te kwispelen van een boek van Akwasi, omroepdirecteur, intolerante activist en pandjesbaas; hoewel Van Dis ‘de strijd’ die Akwasi moest voeren probeert te benadrukken, is hij toch vooral iemand die zo geprivilegieerd is dat daar maar weinig mensen aan kunnen tippen.
Weinig mensen, behalve Adriaan van Dis. Misschien herkent die in Akwasi precies wat hij in zichzelf ziet, op momenten dat hij eerlijk naar zichzelf durft te kijken. Ik denk dat hij dan iemand ziet die van alles de buitenkant laat zien en er zorgvuldig voor waakt dat niemand ziet, niemand ziet, dat hij Adje Mulder heet. Hij heeft zijn afkomst inmiddels zorgvuldig onder het tapijt geveegd. De fatsoenlijke bejaarde die hij werd heeft alles in zich voor nog maar weer een zegetocht. Soms zal het hem droevig stemmen, als hij denkt aan het Petjoh dat men vroeger bij hem thuis sprak, of als hij denkt aan zijn gewelddadige vader, die hem zo vroeg ontviel.
Niemand heeft iets aan een verleden dat al is neergeschreven en uitgemolken. Die boeken zijn bijna allemaal weg; ruim baan nu voor de Adriaan van Dis die ongefilterd, zij het meerdere malen zorgvuldig door het filter gehaalde meningen verkondigt. Voor een breed publiek van vooral fatsoenlijke mensen. Ja dát is het, daar wilde ik naar toe. Adriaan van Dis is een fatsoenlijk mens. Zijn podcast is fatsoenlijk. Zijn boeken zijn over het algemeen fatsoenlijk. Zijn televisiewerk is fatsoenlijk. En nu, nu hij bijna op het toppunt van zijn fatsoen staat, heeft Nederland als nooit tevoren behoefte aan dat fatsoen. We zijn een gelukkig volk, al hebben we het meestal te weinig door.
Ongefilterd is hier te beluisteren, of in je favoriete podcastapp »
Weer een mooi geschreven portret. Keurig. Geen pijnpunten. Het geweten van Nederland is en blijft koperpoets, boenwas en een leugentje voor God. Nederland is af.