Het achtste sacrament: nieuwe roman, eind augustus bij Vleugels
over het schrijven van een roman
Eind augustus / begin september verschijnt Het achtste sacrament bij Vleugels. Het is deel zes in de Thomas Meerman-reeks en mijn elfde prozawerk van fictieve aard. Ik heb al één exemplaar van het boek, waar ik af en toe vol verbazing naar kijk. Dit is het dus. Hier staat het allemaal in. Honderdzestig bladzijden met woorden en witregels die ik zelf bedacht. Hoe doet een mens zoiets?
Het antwoord is: dat weet ik niet. Ik weet niet hoe ik mijn boeken schrijf. Ik zit aan mijn laptop en schrijf losse stukken, en die losse stukken beginnen op een gegeven moment te klonteren – en die klonters vormen op den duur een gladde pap en ja, ineens is daar: een geheel; zonder het te weten heb ik motieven geïntroduceerd en hernomen, thema’s door het geheel heen geweven en een verhaallijn aangebracht. Het is niet moeilijk, schrijven, je hoeft alleen maar te wachten tot je eigen tekst een boek is geworden.
Dit klinkt koket, dit kan al snel koket lijken te zijn. En arrogant: ik ben niet zo’n auteur die het maken van een boek ziet als ‘een proces’. Een redacteur heeft geen inspraak – ik laat mijn werk pas lezen aan iemand als het af is, en als die personen dan opmerkingen hebben, doe ik er niet altijd wat mee. De vraag of een lezer iets met mijn tekst kan, stel ik nooit. Er is maar één iemand die tevreden hoort te zijn over wat er is gemaakt, en dat ben ikzelf.
Maar de lezer dan! Inderdaad, de lezer. Mijn theorie is, dat ik de lezer één voor één verover, in de loopgravenoorlog die literatuur is geworden. Daar zit ik, in mijn schuttersputje. Helm op, geweer in de aanslag. En daar zit u, lezer, aan de overkant, niet ver van mij vandaan: helm op en geweer in de aanslag. Wij zien elkaar bijna en zijn ons voortdurend bewust van elkaars aanwezigheid. Ach, die heerlijke momenten, voordat we ten aanval trekken. Lost u het eerste schot? Of doe ik dat?
Mijn werk is, vrees ik soms, een levende paradox. Ik onderzoek dezelfde thema’s als de meest recente generatie(s): afkomst, (seksuele) identiteit, privilege, de verhouding tussen de macht en onderdrukte groepen, maar ik zal (al te snel) worden gezien als een witte, oude, geprivilegieerde man. Dat is het lot en dat duwt me nog dieper mijn loopgraaf in. (Hier is plek voor een ironieteken, desgewenst.) Mijn werk is radicaal, in welke tijd dan ook. (Hier is geen plek voor een ironieteken.)
Jammer genoeg ben ik niet het soort auteur dat leuke dingen bedenkt om zijn werk onder de aandacht te brengen. Ik schrijf geen grappige stukjes over een borrel waar ik een vervreemdend gesprek heb met mensen die mij over mijn werk bevragen. Ik schrijf geen grappige stukjes over dingen die ik in de supermarkt meemaak (al heb ik dat, mea culpa, wel geprobeerd, ooit). Ik schrijf geen leuke stukjes over de opvoeding van mijn kinderen; ik heb in de loop van de jaren het behaagzieke uit mijn proza gesneden en daar is niets voor in de plaats gekomen.
Schrijven zou ergens over kunnen, of misschien wel moeten, gaan. Over jezelf. Over je plek in de wereld. En nooit, nooit zou schrijven moeten gaan over de goede daden die je verricht, in je dagelijkse leven of in de grote wereld. Schrijven is nooit een vorm van straten maken. Als je een straat wilt maken, ga je maar een straat maken. Als je lief wil zijn tegen je medemensen: good for you, en veel plezier. Als je bommen en granaten naar Oekraïne wil brengen: be my guest, maar wat heeft het met je werk te maken? IJdelheid heeft vele maskers. Leg ze af en kijk wat er dan gebeurt.
Ondertussen zit ik in mijn loopgraaf. Ik vraag me af: is mijn positie niet nog te comfortabel? Moet ik, om het boek te kunnen schrijven dat ik wil schrijven, niet nog meer dingen afleggen? Ik weet het; ik lijd geen honger en ik lijd betrekkelijk weinig gebrek. Ik ben er en ik heb het, hier moet ik even boeren van weerzin, goed. Dat zei mijn vader altijd, als we ons in gezinsverband zaten te vervelen: we hebben het toch maar goed. Ik slijp mijn woorden tot ze volledig begrijpelijk zijn en laat ze dan los op een lezersgroep die ze liever een beetje minder geslepen zou zien.
Maar wacht. Dit is een reclamepost voor mijn nieuwe boek. Het achtste sacrament verschijnt eind augustus / begin september. Abonnee, lees mijn nieuwe boek. Koop het ook. Dat is nog beter. Koop mijn andere boeken ook, dat kunt u al voor eind augustus doen, bijvoorbeeld via deze link. Ik kan niet wachten tot ik u tref. U en ik, twee helften van één boek. Wij, de auteur en de lezer tegenover elkaar in de loopgraaf. Laten we over elkaar heen schieten.
Straten maken!
Chrétien: ik kan niet wachten…! Jij met je schuttersputje… Gebruik je ‘pen’ & je intellect maar & je hoort jaarlijks bij mijn literaire Top 10. Wat een vooruitzicht weer - ga door, Breukers. Mart