Het Boekenbal: leuk feest of een nachtmerrie-genererend geheel?
een uit de hand gelopen vrijmibo
Is het Boekenbal een leuk feest of een nachtmerrie-genererend geheel? Ik zal het antwoord meteen onthullen: het is allebei. Hieronder leg ik uit waarom.
Bij wijze van vooraf nog een andere kwestie. Arthur van Amerongen, in HP/DeTijd: ‘De Boekenweek is voorspelbaar zaaddodend (…).’ Gelukkig is Arthur van Amerongen een afrodisiacum (dit is geen kapsel) en een zaadverbeterend middel van heb ik jou daar, vooral als hij op de foto gaat met Rob Hoogland en Rob Muntz; dan krijg je toch het beetje het gevoel dat je vroeger had als je ’s ochtends wakker werd en dacht: Waarom heb ik na twintig bier nog een frietje oorlog naar binnen gewerkt?
In het Eindhovens Dagblad schrijft Sarah Neutkens waarom ze niet naar het bal gaat. Ze heeft een aantal bezwaren tegen het heersende klimaat. Je kunt geen introducee meenemen en je kunt, als zelfstandige, allerlei mensen tegenkomen tegen wie je aardig moet zijn, al is hun gedrag niet oké. Op zich nog niet enorm veel aan de hand, maar er is meer. De kern van haar betoog in het Eindhovens Dagblad van 14 maart 2025:
Gelegenheden als het Boekenbal zouden veilig en leuk moeten zijn voor iedereen, werkelijk inclusief, in plaats van dat het weer het zoveelste moment is waarop talloze mensen het in hun broek doen omdat ze bang zijn voor collega’s, terwijl ze het vrolijk moeten weglachen.
De literaire wereld is niet zozeer een slangenkuil. De meeste slangen zouden huilend weglopen als, zeg, Tommy Wieringa erin zou afdalen. De literaire wereld is er een van macho’s en macha’s. Van ego’s die ernaar verlangen om steeds opnieuw te worden bevestigd omdat ze nu eenmaal altijd worden bevestigd en ego’s die ervan uitgaan dat ze nooit bevestigd worden (en daarom meteen uithalen en de ze-moeten-me-niet-kaart trekken): een hele range die loopt van Connie Palmen tot Pieter Waterdrinker.
Tijdens het bal worden al die ego’s bij elkaar gezet; en je moet altijd maar afwachten welke dynamiek dat oplevert. Meestal paradeert iedereen in een speciaal voor het bal ontworpen variant op het marstempo door de gangen. Echte conflicten blijven uit. Het is meer een spel van steelse blikken, afgewende hoofden en plotselinge haast om weg te komen. Het is handjes geven en meteen doorlopen; het is klopjes op schouders en verlangen naar een doorgeladen geweer. Er is vooral veel jovialiteit: gemeend en niet-gemeend; en het is heel moeilijk om die twee soorten uit elkaar te houden.
Ik moet zeggen dat ik er redelijk goed in ben, in het bal. Eén keer per jaar verander ik in een door de mensenmenigte heen snijdend mes en stroomt de small talk als manna over mijn lippen. En: ik geniet ervan, van de vaak ZKG’s (Zeer Korte Gesprekken), van de spitse maar niet per se gemeen bedoelde uitwisselingen, van het vrijblijvende. Ik ben op de een of andere manier bedoeld voor een cocktailparty. Ik vind het leuk dat de meeste mensen zich mooi hebben aangekleed (ondanks de Hollandse neiging om in vodden op een feest te verschijnen), van de suffe muziek en van de onhandig toestand op de dansvloer.
Toch snap ik Neutkens wel.
Waar ik mezelf ingroef in een soort zelf geknutselde (marginale) positie, is Neutkens meer afhankelijk van ‘het systeem’; voor mij is het bal een jaarlijkse kans om te zien hoe kleverig en buitensluitend het geheel is, of kan zijn. Ik zie de bij elkaar zittende clubjes, de zwerm werkbijen rond beroemdheden als Alle Chabotten Bij Elkaar en ik zie hoe bij mensen die naar een gesprekspartner zoeken de wanhoop groeit. Ik zie het en ik hoor er niet echt bij. Ik ben er niet afhankelijk van.
Het is gemakkelijk om niet naar het bal te willen gaan, of om het bal te verafschuwen. Gemakkelijker dan er zo onbekommerd mogelijk van te genieten, wat ik probeer te doen. Het is iets anders als je, zoals Neutkens, niet goed durft te gaan, omdat je bang bent om sommige mensen tegen te komen; als je de mensen die je een onveilig gevoel geven liever niet onder ogen komt. Als je het idee hebt dat het systeem waarvan je een onderdeel bent of wilt zijn in de kern niet deugt.
En helaas: dat systeem deugt niet. Daar kan ik Neutkens alleen gelijk in geven.
Niemand zegt het, en zeker niet tijdens het bal; maar de hele voedselketen wordt deels bevolkt door mensen die niet doen zonder er iets beter van te worden en die liever een slachtoffer maken dan zich ooit af te vragen of ze wel lekker bezig zijn. Die mensen lopen ook rond op het Boekenbal, en die zullen ook daar niet meteen tot inkeer komen en op de dansvloer as over hun hoofd strooien, onder de verbaasde blikken uit een menigte die discreet op afstand is gaan staan. Zo werken die dingen niet.
Ik heb ze gezien afgelopen vrijdag; de uitgevers (m/v) die een bedrijf runnen dat inclusie en diversiteit predikt, maar waar willekeur en een doorgedraaid politiek correcte mening voor een literatuurvijandige omgeving zorgen. Ik zag de influencers die niet lezen maar wel weten wat mensen die lezen mogen lezen. Ik zag de critici die hun letterkundige arbeid als nevenbedrijf voor andere handeltjes gebruiken en ik zag zelfs auteurs die niet bang zijn voor een potje intimidatie of leepheid, als het zo uitkomt.
Ik zag zelfs een auteur (het gaat om een in het buitenland wonende romancier die een lijndienst op Oekraïne onderhoudt, hijzelfs is voorzien van oud en nieuw geld en was gestoken in een fluweelstoffige smoking, nee, ik noem geen naam) die een medewerkster van de CPNB op corpsballerige wijze toesprak: ‘Zeg, kun jij me even zeggen waar ik moet gaan zitten?’ Hij wapperde met zijn smartphone en liet die voor haar ogen hangen, niet zó lang dat ze kon zien waar hij moest zitten. Maar het hoefde al niet meer, een medestrijder op het Oekraïense front, en medeauteur, schreeuwde dat hij het wist. Ik denk dat de heren gehoorschade opliepen tijdens een Russisch bombardement, zodat brallen en schreeuwen nu noodzakelijk zijn.
Nee, dit laatste is geen grensoverschrijdend gedrag. Het is gewoon onbeschoft. Van dit soort auteurs heb je niets of weinig te vrezen, op het bal. Je kunt je, in een minder milde bui, ergeren aan hun Lullo-immitatie. Zij zijn alleen maar de duidelijk zichtbare representanten van een sfeer die binnen de muren op flink wat plekken nog heerst. De literaire wereld is niet inclusief, hoe hard sommige auteurs, uitgevers en andere arbeiders in de wereld ook roepen van wel. Literatuur is een strijd op de vierkante millimeter en op het eind draait het om de verkoopcijfers, om de plek waar je mag gaan zitten.
Zelfs alle dappere pogingen van Adriaan van Dis om te doen alsof elke dichtregel in staat is om het wereldraadsel op te lossen en in de harten van alle mensen te doen bloeien: dat is hij niet. Adriaan van Dis, die ik persoonlijk niet ken, lijkt me sowieso geen mens om zonder handschoenen aan te pakken. Als de vos de passie preekt, boer pas op je ganzen.
Ik zou Sarah Neutkens volgend jaar graag tegenkomen op het bal. Dan zou ik haar vertellen dat ik haar werk graag lees. Dat zou dan wel betekenen dat het hele systeem voor volgend jaar eind februari moet zijn afgebroken en wederopgebouwd. Dat lijkt mij onhaalbaar. Het is zelfs de vraag of het moet. De CPNB ontstond ooit omdat een groep uitgevers samen een inspanning wilde doen voor de propaganda van het boek. Het Nederlandse boek. De jaarlijkse Boekenweek is daarvan een onderdeel, en het boekenbal is de opening van de Boekenweek.
Boekenweek én boekenbal hebben pas sinds 1984 (het jaar waarin Maarten ’t Hart met De ortolaan een reeks literaire en literair-achtige Boekenweekgeschenken inluidde) een min of meer letterkundig karakter, en elke inbreuk daarop wordt door de literaire gemeenschap (die dus in de kern niet deugt) gezien als een inbreuk op allerlei veronderstelde en nooit echt verworven rechten. Tegelijkertijd is er niemand die zegt: ‘Als het zo moet, distantieer ik me van alles en iedereen en zorg ik voor een nieuw systeem met een ander soort (of geen) openingsfeest.’
Op de een of andere manier blijft zelfs de meest tegendraadse auteur altijd, of in elk geval: in het systeem zoals dat nu functioneert, afhankelijk van en verbonden met het literaire circus. Het is deze situatie waaronder Neutkens lijdt. Zegt te lijden, moet ik zeggen: ik ken de achtergrond van haar verhaal niet, al heeft ze er hier en daar iets over losgelaten (zie, onder meer, hier). Een auteur kan solo niets veranderen. Een auteur kan zich verzetten en zal dan met uitsluiting te maken krijgen. Daarover klagen helpt niet en maakt de zaken alleen erger.
Ondertussen ploeg ik voort. Ik vond het bal dit jaar heel plezierig. Toch werd ik heel even uit balans gebracht, tijdens de afterparty in De Balie. Ik zat naast Thomas de Veen en een mij onbekende vrouw. Ik gaf Thomas een hand en ik gaf die vrouw een hand, want ik ben en blijf een beleefde jongen. Nadat ik mij had voorgesteld, zei ze: ‘Oh dus jij bent Chrétien Breukers.’ Zijzelf bleek Femke Essink te zijn, literatuurcriticus.
Het zat ’m in de intonatie. Daar heb ik nog lang over nagedacht. Ze wilde er iets mee zeggen, ze bakende er mijn positie mee af. Ik was iets of iemand waar ze niet meteen en zeker niet direct mee geconfronteerd wilde worden. Zat ik daar, naast Femke Essink, wel op de juiste plek? Toch hoop ik voor de volgende keer gewoon een kaart te krijgen. Mij krijgen ze niet zo snel weg (en misschien zou CPNB iets kunnen doen aan de veiligheid en leefbaarheid van het bal).
Ik ben zoals jij, Chrétien. Ook ik hou van het Boekenbal. Die Femke hing ook aan Thomas'zijde toen ik hem vroeg waarom NRC nog steeds geen recensie gepubliceerd had over een boek van ene vriend van mij dat al door iedereen gerecenseerd is. Een terechte vraag leek me, want door mijn vrienden wordt mij die vraag ook gesteld (alsof ik iets met het boekenbeleid van NRC te maken heb) en Thomas riep naar die Femke: 'Help me, red me, Femke.' Ik geloof dat ie het meende. Ik word zo vrolijk van dat soort dingen.
Fijn stuk.